De Beplanting
Om de vogels in een uitstekende conditie te houden zijn de eerste vereisten lucht en licht.
Daarom hoort een volieré zo open mogelijk te zijn, zodat de zon vrij spel heeft, maar toch weer dusdanig dat er geen tocht op kan treden.
De voliére beplanten we met enkele stevige groeiers bijvoorbeeld hulst, levensbomen (thuja's), palmboompjes (buxes), liguster, spirea, sneeuwbes, den, spar, lariks, vlier, mahonie, hazelaar.
In de overdekte gedeelte plaatsen we een paar mooie dode boompjes met een fraaie takkenvorm.
En in het niet overdekte gedeelte kleine boompjes of struiken, het liefst met een hard blad en vooral planten die goed tegen stootje kunnen.
Zelf ben ik een voorstander van een totaal overdekte voliere, een deel hiervan voorzien van transparante platen die veel licht doorlaten.
Elk jaar opnieuw moet de beplanting bekenen worden en moeten de nodige vernieuwingen worden aangebracht.
Waarschijnlijk zult u zich afvragen waarom geen dode bomen gebruiken en de vogels als compensatie veel groenvoer geven.
Inderdaad is groenvoer ononbeerlijk maar dat geldt tevens voor levende beplanting.
De vogels houden van zeer veel zonlicht, maar eveneens van schaduw en waar kunnen ze die beter vinden dan onder een groene boom of struik.
In een voliere met parkieten is het niet altijd zinvol om hier levende beplanting neer te zetten, meestal is binnen een korte tijd alles kapot en aangevreten.
Bij wildzang en prachtvinken bijvoorbeeld is het eigelijk een must om de voliere te beplanten omdat er diverse soorten vogels zijn die hun nest in de beplanting willen maken.
|